Velen van u zullen het gevoel herkennen. Het gevoel dat de tijd, met het vorderen der jaren, steeds sneller verstrijkt. Een vrije woensdagmiddag – vroeger op de lagere school – leek wel een oceaan van tijd. En nu? Voorbij voordat je er erg in hebt.

Woensdagmiddag. Vrij van school. Na het eten trokken we er met een paar vriendjes op uit. Schupen noemden we dat. Het veld of de bossen in. Of – een van onze favoriete bestemmingen – naar de vuilnisbelt, een paar kilometer verderop. De vuilnisbelt waar – in onze ogen dan – altijd wel iets waardevols te vinden was. Kwamen we thuis, dan was ons moeder meestal iets minder enthousiast: 'Die rotzooi in de vuilnisbak, handen wassen en aan tafel..!'

De vuilnisbelt. Vijftig jaar geleden – nu bijna onvoorstelbaar – gooiden we eigenlijk alles weg. Al het afval (of het nu glas, ijzer, papier of chemische rotzooi was), alles werd op één hoop gegooid. Weggekieperd of verbrand. Eigenlijk zonder erbij na te denken. Tegenwoordig zijn we gelukkig wat voorzichtiger. Gescheiden inzameling, hergebruik van grondstoffen – de toverwoorden van deze tijd. En maar goed ook.

Maar er zijn ook dingen die we eigenlijk nooit weggooien. Niet kúnnen weggooien. In elk geval niet zonder onszelf geweld aan te doen. Familiefoto's. Die ene brief. Of dat kettinkje dat je ooit van oma kreeg. Kortom, zaken met een grote emotionele waarde.

Om een voorbeeld te geven. Zelf hecht ik ongelooflijk aan de oude gipsen beelden van mijn kerststal. Heel klassiek. Eigenlijk niets bijzonders. Ware het niet dat het hier om een erfstuk gaat. Ooit sierden ze het stalletje van opa en oma.

Natuurlijk gebeurt het wel eens dat zo'n beeldje – ondanks alle houtwol en krantenpapier waarmee het voorzichtig wordt ingepakt – averij oploopt. Ik moet hier denken aan die oude herder die vorig jaar zijn staf weliswaar nog stevig vasthield, maar er met zijn hoofd niet meer helemaal bij was. Dat lag los onder in de doos. Maar goed, een tube bisonkit doet altijd weer wonderen.

Blijft beelden van de kerststal het trieste lot van de afvalbak meestal bespaard, met het beeld van God springen we vaak wat minder voorzichtig om. Het beeld van God: de mens, door God uit de klei getrokken, geboetseerd naar zijn beeld en gelijkenis – om die plechtige woorden van het bijbelboek Genesis in de mond te nemen.

De mens als beeld van God. Ik moet hier denken aan die afschuwelijke beelden uit Syrië die we – zo neem ik aan – intussen allemaal hebben gezien. Gevangenen die – na jarenlange gevangenschap en marteling – verdwaasd hun cel verlaten. Tussen hen in een klein kind – twee, drie jaar oud. U mag best weten, ik heb zitten huilen voor de TV. Een klein, onschuldig kind. Een klein kind. Als afval op de vuilnisbelt. Als menselijk restafval. Hoe is het – in godsnaam – mogelijk..? Onvoorstelbaar. Onduldbaar. Geen woorden meer.

De mens als beeld van God. Oneindig kostbaar. De een niet meer, maar ook niet minder dan de ander. En toch, in het leven van alledag zijn we – mede onder invloed van de social media – vooral geneigd op te zien naar de sterken, naar hen die het gemáákt hebben. Naar de zogenaamd 'groten der aarde'. Naar onze BN'ers. Naar hen die zich – gewapend met hun creditcard – in de P.C. Hooftstraat te buiten gaan aan vaak even wanstaltige als zinloze luxe. Of met elkaar voor het oog van de camera – geheel in bling-bling-kerstsfeer – het glas heffen. Intens tevreden met zichzelf. Zij spreken, afgaande op de kijkcijfers, doorgaans meer tot de verbeelding dan zij die leven in vaak verpauperde volkswijken, gehavend, geschonden en getekend door het leven. Op een zijspoor gezet en uitgespeeld. Eens en voorgoed. Als maatschappelijk restafval.

De wereld van de Bijbel echter kent ándere spelregels. Machtigen – zo lees ik in het zogeheten 'Magnificat', de lofzang van Maria (Lucas 1, 68-79) – worden vernederd en van hun troon gestoten. Kleine en onderdrukte mensen daarentegen worden opgetild uit het stof en krijgen de plaats die hen rechtens toekomt. Het doet me denken aan de titel van een prachtig lied van Huub Oosterhuis: 'Deze wereld omgekeerd...' De wereld zoals wij die kennen verandert van aangezicht. De gebruikelijke verhoudingen worden omgedraaid. En grondig ook. Deze wereld omgekeerd...

Zo ook in het verhaal van Jezus' geboorte. De eersten die het goede nieuws te horen krijgen, zijn opvallend genoeg niet de groten en machtigen van die tijd – niet keizer Augustus, niet zijn landvoogd Quirinius, niet koning Herodes en andere potentaten, maar... eenvoudige mensen in de marge. Zomaar wat herders die in het open veld – dakloos, onbeschut – de wacht houden. De laatsten zijn de eersten. Zij die normaal gesproken achteraan staan en met de nek worden aangekeken. Tuig van de richel. Want dat is het in de ogen van menig brave burger in die tijd.

Maar plotseling komen juist deze mensen, deze schamele mensen – letterlijk – in een ander licht te staan. 'Opeens' – zo lezen we in het geboorteverhaal van de evangelist Lucas (2, 9) – stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer...'

Licht. Vanaf de geboorte, vanaf het allereerste begin van Jezus' leven. Licht. Een subtiele verwijzing naar het scheppingsverhaal waar het het eerste woord is uit Gods mond: 'Licht!' En zo laat de evangelist zien wie Jezus in zijn ogen is. Licht. Licht uit Licht. Om met die prachtige woorden van de klassieke geloofsbelijdenis te spreken. Licht uit Licht. Een mens in wie God zelf aan het licht komt. Gekomen om ons menselijk bestaan te delen. Licht uit Licht. Gekomen om de krachten van de duisternis te weerstaan. Gekomen voor mensen van goede wil. De kleinsten en zwaksten voorop.

De kleinsten en zwaksten voorop. Mooie woorden, zult u denken. Maar hoe anders is vaak de realiteit van alledag. Van het leven in al zijn weerbarstigheid. De verschillen zijn inderdaad niet zo groot – tussen toen en ginds en hier en nu. De groten en sterken kijken nog altijd met dédain, met nauwelijks verholen minachting neer op de kleinen en zwakken. De elite op het gewone volk. Politici op het stemvee. Dictators op de massa.

Ook vele godsdienstige leiders in Jezus' tijd – we zullen ze in de loop van het jaar nog vaak genoeg tegenkomen – vormen hierop geen uitzondering. Groot is de verachting van deze eerbiedwaardige hoeders van de Wet jegens hen, die niet leven in overeenstemming met de heilige regels en voorschriften. Kijk ze daar eens lopen, al die hoeren, tollenaars en andere zondaars in het gevolg van Jezus. Al die simpele zielen die de joodse Wet niet kennen. Hopeloos verloren. Dus weg ermee! Wij deugen. Zij niet. Wij de heilige rest, zij religieus restafval. Geluiden die overigens ook vandaag de dag nog te beluisteren zijn.

Maar Jezus van Nazareth – die jonge rabbi van het platteland van Galilea – kiest voor een radicaal ander geluid. Voor een andere weg. De weg van God. Hij heeft oor, oog en hart voor zwakke en gebroken mensen – uitgerangeerd en afgeschreven. En hij heelt hen. En wel in de meest letterlijke zin van het woord. Hij maakt hen heel. Hij herstelt hen in hun menselijke waardigheid. Hij schenkt hen hoop. Uitzicht op beter. Ze krijgen hun toekomst terug. Jezus is een mens die – vanaf het allereerste begin – het bestaan van gehavende en gebroken mensen heeft willen delen. Een mens die daarmee het beeld is van een solidaire, partijdige God. Een God die jou en mij de vraag stelt: 'En jij? Wat heb jij gedaan voor de minsten der mijnen?'

In Jezus krijgt God een gezicht. Een menselijk gezicht. Maar daar blijft het niet bij – als het goed is. De vraag blijft staan of dat oude verhaal van toen en ginds ook nog betekenis heeft voor ons eigen hier en nu. Of jij en ik – door samen Gods menswording te vieren – ook zélf kunnen groeien in ons eígen mens-zijn. Of jij en ik zelf meer mens worden. Mede-mens. Elkanders bond- en tochtgenoot.

Als we de Schrift mogen geloven is dat inderdaad mogelijk. De profeet Jesaja – die we de laatste weken volop mochten beluisteren – roept mensen op te zijn als God. Maar hoe doe je dat – in godsnaam? Zijn als God? Het antwoord is simpel. Door mensen de ruimte te geven. Door niet te oordelen. Door op te komen voor verdrukte en vertrapte mensen. Door ons brood te delen met hen die honger lijden. Door vreemdelingen in ons midden niet bij voorbaat onbarmhartig de deur te wijzen. Door kinderen die hier geboren zijn en opgegroeid niet uit te zetten naar een land dat niet het hunne is. Door ons niet te onttrekken aan de zorg voor hen die op onze hulp zijn aangewezen. En die het alléén niet redden. Ook in ons eigen midden. U weet wel, mensen die – zulke geluiden klinken toch soms – onze samenleving vaak meer kosten dan dat ze opleveren. Mogen ze er nog zijn? Doen ze er nog toe? Of schrijven we hen in stilte af? Als menselijk restafval?

Kerstmis. Het feest van het Licht. Het feest van een God die ons in Jezus menselijk nabij komt. Een God met een menselijk gezicht. Het is alleen de vraag of jij en ik die zelfde God herkennen in het gelaat, in de ogen van onze naaste. Een vraag die – wat mij betreft – ook en met name onze kerk meer bezig zou moeten houden. In elk geval meer dan nu soms het geval lijkt te zijn.

Ik blijf dromen – in de woorden van paus Franciscus – van een kerk als veldhospitaal: een dienstbare kerk die zich niet terugtrekt binnen de eigen muren, maar de straat opgaat en het dáár daad-werkelijk opneemt voor de allerkleinsten en – zwaksten in onze samen-leving. Mensen die – vaak buiten hun schuld – beland zijn op de vuilnisbelt van een egoïstische samenleving. Ik blijf dromen van een hartelijke, gastvrije, herbergzame kerk die haar deuren wagenwijd openzet en het Evangelie – op een geloofwaardige wijze – handen en voeten geeft in het leven van alledag. Hoe? Door (en daarvoor staat de regenboogvlag voor onze kerk) niemand buiten te sluiten. Uit te sluiten op grond van ras, kleur, geloof, overtuiging, geslacht of geaardheid. Laten we met elkaar blijven dromen van een kerk die – naar mijn diepste overtuiging – Jezus van Nazareth voor ogen moet hebben gestaan. Een kerk die mensen heelt. Een baken van licht en een teken van hoop voor de wereld van nu.

Laten we mens worden. Eindelijk mens. Wat God kan kunnen wij ook.

Ik wens ieder van jullie licht en vrede toe.
Een zalig kerstfeest
!

Pastor Ruud Roefs